WAT HEEFT LUTHER ONS VANDAAG TE ZEGGEN?

(In verkorte vorm als lezing gehouden op de Reformatieherdenking in de Kandelaar in 's Heerenbroek 8 november 2017)

 

 Het is goed om op de geschiedenis te letten. Het is goed om daarin de hand van God te zien. Hoe Hij het is die volgens Zijn belofte Zijn kerk bewaart. Ik denk nu aan wat de Here Jezus in Matt 16 zegt: ‘En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poosten van de hel zullen haar niet overweldigen.” Ook in de kerkgeschiedenis zien we hoe Christus Zijn belofte waarmaakt. Het is daarom nodig om dat werk van God in het verleden te zien. Maar het zijn dan niet alleen feiten uit het verleden. De Here laat ons dan ook zien waarbij Hij Zijn kerk bewaart. Dat moet voor ons vandaag dan ook een heel duidelijk leermoment en aanwijzing zijn om ook zelf zo kerk te willen zijn. in het leven en de wereld van 2017. Vanuit enkele belangrijke momenten van Christus bewaring van Zijn kerk willen we daar nu op letten.  

 

  1. Door Christus alleen, door genade alleen.

 

 We gaan even terug naar de bange Maarten Luther.  Naar de jongen en de man die geleerd had dat hij voor een groot deel zelf voor Zijn eigen schuld en zonden moest boeten. Om van zijn angst verlost te worden moest hij bouwen op zijn eigen goede werken en op de genade en de goede werken die hij van de kerk kon krijgen.

Je moest het of zelf doen of je moest goede werken kopen of via de 7 sacramenten van de kerk genoeg genade krijgen. Dat was en is in strijd met het evangelie. Alleen door Christus is er echt toekomst en vergeving.

Op een prachtige manier is dat verwoordt in Zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus:

“Hoe bent u rechtvaardig voor God?

Antwoord: Alleen door waar geloof in Jezus Christus.
Al klaagt mijn geweten mij aan, dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb en dat ik nog altijd uit ben op elk kwaad, toch schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, alleen uit genade, de volkomen voldoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus. Hij rekent mij die toe, alsof ik nooit zonde had gehad of gedaan, ja, alsof ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht had die Christus voor mij volbracht heeft.
Aan deze weldaad heb ik alleen deel, als ik die met een gelovig hart aanneem.”

Als je dan aan onze tijd denkt hoe staat het dan met deze belijdenis? Die weer herontdekt werd in de tijd van de Reformatie.

Een van de grote oorzaken van veel verval in de kerken is volgens mij dat we niet meer zien hoe nodig wij de Here Jezus elke dag nodig hebben voor de vergeving van onze zonden. Dat velen niet meer horen dat we mensen zijn en blijven die elke dag vergeving nodig hebben. Dat je elke dag voor God verschijnt als een schuldenaar die zijn schuld kwijt moet. Hier spelen meerdere invloeden een rol. Ik noem er een paar:

  1. Wij als mensen zijn zo slecht nog niet. We hebben wel verlossing nodig maar wie in de Here Jezus gelooft hoeft over zijn zonden niet meer zo na te denken. Je hebt vergeving gehad. Het kruis ligt achter je.  De Geest zorgt er voor dat het eigenlijk vanzelf goed met je gaat. Over zonden hoef je niet meer na te denken. Het gevolg is dat de vraag om vergeving en het eerlijk zeggen dat je zonden gedaan hebt en dat je daar spijt van hebt al meer uit de gebeden verdwijnt. Dat blijkt uit onderzoeken in de Westerse wereld. Dat merk je ook al meer in preken en gebeden in kerkdiensten. De Here Jezus is nog het goede voorbeeld en is vaak nog de man die de overwinning op de dood en de duivel behaald heeft. Maar echt elke dag bij hem vergeving halen is er niet meer bij. Dat is niet nodig want zo slecht zijn we niet. Of er wordt in navolging van de heel invloedrijke theoloog NT Wright gezegd dat de Here Jezus niet voor het dragen van de straf in onze plaats is gekomen maar om de duivel en de zonde te overwinnen.
  2. Er gaat ook al meer ontbreken dat je Christus echt nodig hebt omdat je zonder het geloof in hem verloren gaat. Dat vinden mensen, ook kerkmensen in onze tijd wel heel moeilijk. Zo scherp kan het toch niet liggen. Dat komt omdat we eigenlijk in een goedige God willen geloven. God moet vooral onze Helper zijn bij wie we ons goed voelen en daarbij hoort geen God die ook straft. Ik weet nog goed dat ik een keer in een GKV gemeente een wraakpsalm had opgegeven die bij de preek paste. Ik werd na de dienst door een hele groep opgewacht hoe ik het in mijn hoofd had gehaald om zo’n psalm te laten zingen. Dat kon toch echt niet meer in in de tijd nadat de Here Jezus was gekomen. We moeten het niet meer over oordeel hebben maar alleen over liefde.  (Hand 17; 1 Tes 4; Openbaring 6)

Ik wil hierbij graag een citaat geven van een  andere reformator: Johannes Calvijn: “ “de gelovige ziet dat God een rechtvaardige Rechter is die met strengheid gewapend is om de overtredingen te bestraffen. Hij houdt de rechterstoel van God altijd voor ogen en uit ontzag voor Hem weerhoudt en beteugelt hij zichzelf om Gods oordeel toorn niet op te roepen.

En toch wordt hij door ervaring niet door Gods oordeel zo verschrikt dat hij zichzelf van God onttrekt. Zelfs niet wanneer voor hem de mogelijkheid zou bestaan om aan God te ontvluchten. Hij omhelst Hem zowel als de Wreker van goddeloze mensen en ook als trouwe en liefdevolle Vader voor de godvruchtigen  ………..Bovendien weerhoudt hij zich niet alleen van zondigen  uit vrees voor Gods straf maar ook omdat hij God als zijn eigen Vader liefheeft en eerbiedigt. Hem als zijn eigen Heer hoogacht en eerbiedigt. En al zou er geen hel zijn, dan nog schrikt hij ervoor terug om God op welke wijze ook aanstoot te geven.” [1]

Wanneer we niet meer zien dat we het elke dag van Christus alleen moeten hebben, treedt hetzelfde effect als bij de aflaat op. Dat is dat mensen niet meer bewust met Christus leven. Dat ze  al meer slordig gaan leven.  

Een ander punt in onze tijd is dat we leven in een maatschappij waarin veel van ons verwacht wordt. We moeten de verwachtingen waarmaken. Het gaat er om dat we de doelen bereiken. Als je je doelen niet bereik, is je leven mislukt.  Als iemand jong sterft en allerlei dingen op de wereld niet gezien heeft, was zijn of haar leven niet veel waard. Je moet jezelf waarmaken en als je iets echt wilt, kun je het bereiken. Het gevolg is o.a. dat het leven van mensen met een beperking of ouderen die niet veel meer kunnen, niet veel waard is. Dan kun je beter uit het leven stappen of zorgen dat iemand niet echt geboren wordt.

Bij Luther ontdekken we weer dat leven met God voor altijd alleen genade is. Wij hoeven geen bepaald geloofsniveau te halen waardoor we aanvaardbaar voor God worden en Hij naar ons gaat luisteren.

Het is heel opvallend hoe Luther in zijn leven op de doop wijst. Een van de dingen die we vandaag ook van Maarten Luther kunnen leren is dat we echt met aanvallen, met aanvechtingen, met verleidingen van de duivel in ons leven te maken krijgen. Wij zijn in onze tijd nogal eens geneigd om daaraan voorbij te leven. Het gevolg is dan dat wat we bijvoorbeeld in Efeze 6:10-20 lezen te weinig plaats in ons leven geven. We worden dan een makkelijke prooi voor de duivel om van Gods Woord en van een leven volgens dat Woord af te wijken. De duivel is iets van de middeleeuwen wordt dan gezegd en gedacht. De duivel vindt dat prachtig want hij kan nog beter zijn gang gaan als zijn bestaan ontkend wordt. Of als er in ieder geval geen echt rekening gehouden wordt met wat hij doet. Hij is het die aanwezig is bij de afval van het Woord van God ook als het de naam nieuwe hermeneutiek draagt. Luther voelde in zijn leven hoe hij door de duivel aangevallen werd. Hij kreeg het er tijd tot tijd Spaans benauwd van. Luther schreef of sprak dan de woorden in het gezicht van de duivel uit: “Ik ben gedoopt!”

De doop is voor hem zo belangrijk. Hij mag altijd weer terugvallen op Gods belofte bij het begin van zijn leven aan hem gedaan. Niet als een kussen om maar zondig te leven. Nee, door steeds weer als iemand die vergeving en hulp nodig heeft bij de HERE aan te kloppen. Om je te beveiligen voor de duivel die je juist tot een zondig leven wil brengen en tot dwaalleer. We zullen hieraan moeten vasthouden ook in een kerkelijk wereld waarin mensen wel orthodox willen zijn maar zeggen dat ze niet weten of de belofte bij de doop wel echt voor hen bedoeld is. We zullen aan Gods betrouwbare belofte hebben vast te houden tegenover de duivel en alle verleiding. In de prediking moet Gods zekere en vaste belofte verkondigd worden met oproep tot geloof en bekering.

Ook tegenover de Roomse kerk die leert dat de doop de ‘eerste reddingsplank na de schipbreuk is’. Die reddingsplank zou door de zonden die we gedaan hebben niet meer werken en dan zou je de boete nodig hebben als de volgende reddingsplank.  Luther schrijft er in zijn tijd samengevat vanuit zijn boek  ‘De Babylonische ballingschap van de kerk’ het volgende over:  ‘Het is een gevaarlijke mening. Deze mening laat de kracht van de doop verdwijnen door de zonden die al gedaan zijn. Het schip zou gebroken zijn. Dat is helemaal niet zo. Het schip breekt niet in stukken. Dat blijft vast en onoverwinnelijk. Er zijn echter mensen die uit het schip in de zee springen en verloren gaan. Dat zijn zij die het geloof aan de belofte verlaten en zich aan de zonde overgeven. Toch blijft het schip. Het vaart wel verder. Wie dreigde verloren te gaan, maar door genade weer  in het schip kan komen, wordt niet op een plank maar door het hele schip naar het leven gevoerd. Wie is dat? Dat is hij die door geloof terugkeert tot de standvastige belofte van God. ‘ [2]   

Luther verzet zich vanwege Gods trouw die Hij in de belofte bij de doop belooft vanaf het begin van je leven tegen de dwaling van Rome maar ook tegen hen die de kinderdoop verwerpen. Wij staan ook vandaag aan het front als kerken om juist de belofte van God in de doop serieus te nemen en daar echt uit te leven. Op grond van die belofte juist ook in de gemeente op te roepen tot geloof en bekering. Dat betekent dat je de belofte in de doop in geloof elke dag weet vastgrijpt. Een ander belangrijk punt in de strijd van de Luther en de Reformatie was we door geloof alleen bij Christus horen.  

 

  1. Door geloof alleen

 

 Luther kwam er in zijn leven al meer achter dat de kerk de plaats van Christus was gaan innemen in het leven van de gelovigen. Het was de kerk, het was de paus waar je moest zijn om genade te krijgen. Je moest dingen doen die de priester zei om je plaats eens in de hemel in te kunnen nemen. Het meest extreem kwam dat uit in het zogenaamde ‘kolenbrandersgeloof’. Dat kolenbrandersgeloof is genoemd naar mensen van wie het verbranden ban bomen om dan kolen over te houden hun werk was. Het waren mensen in Italië. Ze stonden onderaan de maatschappelijke ladder. Tegen deze mensen en ook anderen werd gezegd dat als ze geloofden wat de priester of de kerk geloofden het goed genoeg was. Ze hadden niet nodig om zelf de dingen bewust te geloven.

De kerk zorgde voor je heil. Daarom werden mensen in de kerk, werden heiligen in het concrete geloofsleven belangrijker dan Christus! Luther ontdekte vanuit de Schrift dat het om echt levend geloof gaat waardoor je persoonlijk aan de Drie-enige God verbonden bent. Dat is ook de belofte die vanuit de HERE in de doop naar ons toekomt. Het gaat erom dat we in geloof, in liefde voor de HERE leven. Dat we naar de kerk gaan omdat we dat Woord wat Christus daar laat horen willen horen! We worden niet gered omdat we lid zijn van een bepaalde kerk maar omdat we bij Christus willen horen volgens zijn Woord. Omdat we daarom daar samen met broeders en zusters willen zijn waar dat Woord ook echt verkondigd wordt. Waar de stem van de Goede Herder is! Daar willen de schapen zijn.

Dat geloof is dan ook het geloof dat we van de HERE door de Heilige Geest gekregen hebben. Ook dat is een front waar Luther kwam te staan en waar wij als gereformeerden als het goed is ook in onze tijd staan.

Luther kreeg in zijn tijd op verschillende manieren te maken met een front waarbij de mens toch eigenlijk zelf voor zijn geloof moest zorgen. Waarbij dat geloof niet alleen een cadeau van die HERE was.

Luther kwam in deze strijd terecht toen Hij vanuit het al meer verstaan van de evangelie ging zien dat het geloof alleen een geschenk van God is. Hij kwam tegenover de paus en en de Roomse kerk te staan. Geloof was in de Roomse kerk een goed werk waarmee je iets verdiende. Dat hangt ook samen met de leer over de mens en de zonde.  De mens is niet totaal verdorven maar verzwakt. We zijn na de zondeval geen slaaf van de zonde geworden. We zijn ziek en zwak. We hebben Christus nodig maar door Hem kunnen we uit onszelf weer de goede keuze maken. Uiteindelijk hebben we onze verlossing te danken aan Christus maar ook aan onze eigen goede keuze. Wie zo denkt kan wat de Geest over Gods uitverkiezing leert en zoals we dat vanuit de Schrift in de Dordtse Leeregels belijden, geen plaats geven.

Vandaag is dit front er nog steeds met de Roomse kerk maar ook met de evangelischen die daarin navolgers zijn van de Wederdopers die in de tijd van Luther een eigen partij gingen vormen. Uiteindelijk is dit front er ook met de humanisten. Luther streed zijn strijd hierover met iemand die uiterlijk aan de kant van Luther leek te staan. Het was de grootste geleerde uit die tijd. De Nederlander, de Rotterdammer Desiderius Erasmus.   Toen de strijd om het evangelie op scherp kwam te staan, bleek Erasmus de Roomse kerk niet te willen verlaten. Hij vond dat Luther te ver was gegaan door juist te zeggen dat het geloof alleen van God kwam. Daarom schreef Erasmus een boek tegen Luther onder de vertaalde titel: ‘Over de vrije wil’. Luther antwoorde met een boek onder de titel: “Over de slaafse wil’.

Luther ziet dat het juist in de strijd met Erasmus om de kern gaat. Is het de HERE alleen die ons verlost? Is  het zo dat ook als we geloven  wij alleen voor dat geloof de HERE kunnen en moeten danken? Is het echt zo dat we alleen in de HERE en Zijn genade kunnen en willen roemen. Luther zegt over de positie van Erasmus o.a. dit: “Elke dag verlies ik meer vreugde in Erasmus (….). Het menselijke telt bij hem meer dan het goddelijke. Wanneer je nogal wat van onze menselijke vermogens verwacht, oordeel je anders dan wanneer je alleen van genade wilt weten.”[3]  

We staan hier tegenover een evangelische wereld en ook een breed kerkelijk wereld die er  niet van  willen horen dat wij als mensen echt in en in verdorven zijn. Je zag dan ook dat bij de officiële herdenking van 500 jaar Reformatie, waarbij ook de koning en de koningin aanwezig waren, dat het er vooral  om ging dat de Reformatie ons geleerd zou hebben dat we zelf kunnen en moeten kiezen. Dat de mens zo zijn eigen waardigheid weer teruggekregen heeft. Helemaal in strijd met wat Luther en de latere reformatoren geleerd hebben. Het evangelie botst in onze tijd vaak af op kerkelijke mensen die zeggen: Zo slecht is de mens nou ook weer niet. Ook op niet kerkelijke mensen die zeggen dat we vooral ons diepste ik moeten ontdekken en dat volgen. Je moet vooral niet over God spreken die ons van buiten leert wat goed is want dat zou onze waarde als mensen aantasten. Je ziet hier de invloed van o.a. Erasmus. Erasmus die door het humanistisch Verbond ook als vader van het humanisme gezien wordt. De mens centraal in plaats van die HERE!  Het geloof is een geschenk dat de HERE volgens Zijn belofte op het gebed geeft. Zoals we daarvan lezen bijvoorbeeld in Efeze 2: “Want uit ​genade​ bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God;

niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in ​Christus​ ​Jezus​ om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.”vs 8-10

Hoe komen we nu tot dit inzicht? Hoe is het mogelijk dat we dat zien? Niet uit onszelf. Niet door te varen op eigen gevoel of eigen verstand. Maar door ons te laten verlichten door het Woord van God zelf. Dat Woord waarvan de Geest zelf in de Bijbel dit zegt: “En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een ​lamp​ die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de ​morgenster​ opgaat in uw ​hart. Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele ​profetie​ van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de ​profetie​ is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar ​heilige​ mensen van God, door de ​Heilige​ Geest​ gedreven, hebben gesproken.” 2 Petrus 1:19-21

Zo kom ik bij het punt dat Luther tegenover Rome weer de Schrift ontdekte. De Bijbel die zelf het licht is en niet gelezen wordt door de bril van de menselijke traditie.

 

  1. De Schrift alleen

 

Je ziet voor je die ene man die Worms is gekomen. Onderweg kent hij zijn angsten. Hij weet dat de kans groot is dat hij dit met de dood moet bekopen. Hij wordt de zaal ingebracht waar de rijksdag is. Hij staat daar helemaal alleen voor de keizer en de machtigen van het Rijk. Als hij de zaal binnenkomt en overweldigd is, komt meteen de vraag: Of dit zijn boeken zijn en of hij om zijn leven en carrière te behouden maar gauw de inhoud hiervan zal herroepen. Wat was dat aantrekkelijk en verleidelijk voor Luther en ook voor de mannen die eerder en later in de kerkgeschiedenis voor Gods waarheid hebben gestreden om te herroepen. Het niet herroepen bracht hen soms op de brandstapel, in  de martelkamers. Het kostte hun menselijk gezien hun carrière. Ze werden veracht. Ze werden gezien als mensen van het verleden, doemdenkers, dompers. Ze werden gezien als mensen die de kerk stukbreken. Die mensen moeten eens ophouden met wat ze zeggen. We zetten ze buitenspel, buiten vaste bediening, laat ze maar gaan dan kun wij als verlichtte mensen onze gang gaan. Ons feestje vieren.

Daar staat Luther in al zijn aanvechting. Al biddend tot de HERE in zichzelf. Hij vraagt een dag uitstel. De HERE zorgt dat hij die krijgt.  Hij heeft die nacht met de HERE geworsteld. Moet het nu echt! Ook de mensen die na Luther geroepen zijn en de preekstoel op moesten, lezingen moesten houden, artikelen moeste schrijven en die wisten: als ik echt opschrijft zoals het volgens het Woord is dan komt er wat. Dan heb je kans dat de hel over me losbreekt. HERE moet het nu echt? En dan geeft de HERE rust. Dan ben jij niet zo dapper hoor. Dan is het de Geest die moed en rust geeft. Daar staat dr Maarten bevend in eigen kracht, sterk in Christus. Dan legt de geest daar voor de keizer hem de woorden in de mond: ` “Als ik niet weerlegd wordt door de getuigenissen uit de Schrift of door heldere, rationele argumenten – want ik geloof noch alleen de paus of alleen de concilies, omdat vaststaat dat zij vaker gedwaald en elkaar tegengesproken hebben – dan ben ik gebonden aan de door mij aangehaalde Bijbelteksten. En zolang mijn geweten gevangenzit in het Woord van God, kan en wil ik niets herroepen, omdat de dingen onzeker worden en ook de zaligheid bedreigd wordt als je iets tegen je geweten doet. God helpe mij. Amen. Hier sta ik en ik kan niet anders.” 

Hier sta ik en ik kan iet anders omdat de Here Jezus die mij zo lief geworden is. Omdat de HERE mij aan Christus als Redder door Zijn Geest verbonden heeft.  Daarom naar vandaag toe: Ik hoop dat jij het mij  nazegt en blijft nazeggen: hier sta ik met en bij het onfeilbare Woord en daarom kan ik niet anders. Daarom kan ik niet mee met standpunten over vrouw in het ambt, over homoseksueel samenleven, over allerlei dingen die anders zijn als wat de HERE ons in de Bijbel leert. Daarom kan ik het niet meezeggen dat ik het beter weet dan Paulus  zoals hij dingen schreef en voorschreef in de Bijbel. Dan denk ik aan indrukwekkend woorden in een boekje uit 1979.  Het boek is verschenen onder de schuilnaam Johan Cavier.  De schrijver ontdekt bij zichzelf gevoelens voor mensen van hetzelfde geslacht. Hij zit in een kerk waar gezegd wordt dat is niet erg. Je mag ook wel zo leven want het gaat om de liefde. Hij leest zijn Bijbel en wil alleen gehoorzaam zijn aan zijn Heiland volgens Zijn zuivere en onfeilbare stem. Al snijdt dat zo diep in zijn eigen vlees.  Daarom verlaat hij de kerk waar hij opgegroeid is en sluit daar aan waar het Woord beslissend is. We lezen dan: “Langs een omweg liep ik naar huis. Er woei een vochtige zuidwestenwind. In het plantsoen bij de synodale kerk wrongen zich de voorjaarsbloemen naar het licht. Ik keek op tegen de massieve gevel van de kerk, met de toren opzij, die een lichtend kruis ophief boven de donkere polder. In de pastorie brandde nog licht. Ik ging zitten op het klamme hout van een bankje, en keek naar het licht in dat huis. Daar was het begonnen. Daar was het zaad gestrooid, de zekerheid gaan groeien, diep in mij, dat ook mijn leven waarde had voor God. Dat Zijn Rijk zich ook naar mij uitstrekte. Merkwaardig eigenlijk, dat ik juist om dat Rijk hier nooit meer kwam, in deze kerk, en niet meer luisteren wilde naar de boodschapper daar bij dat licht.

En terwijl ik verder liep wist ik ineens heel zeker, dat ik opnieuw een beslissing zou nemen die inging tegen wat mensen van me verwachten, waarmee ik mensen verdriet zou doen, waar mens schande van spreken zou misschien. En beslissing waarbij het uiteindelijk niet ging om een keus tussen zelfbeknotting of zelf ontplooiing, maar om de heerschappij van Christus tot in de verste schuilhoeken van mijn hart.”[4]

Dan betekent dat ook in het spoor meer van Calvijn dan Luther en volgens mij echt in het spoor van de Geest dat we  eenheid zoeken met ieder en elke vergadering die op dit fundament staat en leeft. Dat daarbij onze gewoonten en gebruiken niet beslissend zijn en we die elkaar niet willen opleggen maar echt volgens het Woord willen leven en zo echt een willen zijn. Dat we zo samen willen staan in de echte vrijheid van Christus. Calvijn wist van de verschillen tussen  hem en Luther over het avondmaal. Hij wist dat Luther in boosheid tegen Zwingli gezegd  had dat Zwingli en de mensen om hem heen van een andere Geest waren dan hij. Calvijn weet dat Luther een kort lontje heeft en hij weet ook dat anderen soms ook naar de andere kant verkeerd over het avondmaal spreken. Calvijn beseft dat er in wezen tussen hem en Luther de eenheid is dat Christus echt bij het avondmaal bij ons is. Calvijn schrijft dan ook over deze dingen het volgende:

 

“Als de gemoederen niet zo verhit waren geraakt door de wederzijdse verdachtmakingen, had de breuk gemakkelijk geheeld kunnen worden. Dat durf ik gerust te zeggen. Zowel Luther als Zwingli hebben immers al hun krachten gegeven aan het herstel van het rijk van Christus. We moeten niet vergeten dat Luther en de Zwitsers in heel de leer van de godzaligheid op een bewonderenswaardige manier overeenstemmen. Als uit één mond leren zij wat de zuivere dienst van God is. Die dienst willen ze reinigen van oneindig veel bijgeloof, afgodendienst en ellendige menselijke leugens.”

 

“Hierover zijn we het allemaal eens. Want hoe vaak heeft ook Luther beleden dat hij voor niets anders streed dan dat vastgelegd werd dat God met ons geen spel speelt met lege tekenen. Wat Hij ons voor ogen stelt, dat vervult Hij ook aan onze harten. Op zo’n manier, dat de zichtbare tekenen en de werking van het sacrament nauw verbonden zijn.

Ik geef toe, in de beschrijving van de manier waarop wij deel krijgen aan Christus zijn er onderling wat verschillen. De een kan dat beter beredeneren en uiteenzetten dan de ander. Niet iedereen heeft immers dezelfde gave gekregen of dezelfde mate des geloofs.

Dat neemt niet weg dat er een broederlijke vriendschap en verbintenis onder de kerken kan zijn, die berust op de gemeenschappelijke belijdenis van ons allen: als we het sacrament gelovig ontvangen, krijgen we werkelijk deel aan het wezen van het lichaam en bloed van Christus.”

 

Laat de herdenking van de Reformatie voor ons zijn een herdenking die ons nog meer in liefde bindt aan de Drie-enige God en aan Zijn Woord. Die ons daarom door de Geest leert in ontspannenheid en daarom in geloof te zoeken naar eenheid met wie echt volgens dat Woord in liefde voor de HERE leven.

 

 

[1] Johannes Calvijn Instututie I,2 vertaling C.A. de Niet Den hertog 2009  pag 59,60

[2] Zie verder J. Kamphuis Luther over de boete in : W. Balke e.a. e.a. Luther en het Gereformeerd protestantisme  p. 183-206

[3] WA B, 90 (Luther, M. Werke. Kritische Gesamtausgabe, Weimar 1883.

[4] Johan Cavier Vrienden van vroeger pag 100 Vuurbaak 1979