GODS KIND LEEFT!

 

Hebben of krijgen de gelovigen het eeuwige leven? Is het eeuwige leven iets van de toekomst of ook al van nu?  Begint het echte leven nu al of stelt het leven hier op aarde eigenlijk niets voor en gaat het alleen maar om later – later in de hemel of later op de nieuwe aarde?  Wanneer begint het leven waarvan de Here Jezus in Joh 17:3 zegt: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.”

 

Leven we alleen voor nu?

In onze samenleving is God uit het leven van steden en dorpen verdwenen, terwijl Hij uiterlijk daar vijftig of zestig jaar geleden nog heel nadrukkelijk aanwezig was. Mensen gingen naar de kerk. Ze organiseerden zich in christelijke verenigingen. Er werd door de mensen onderling over God en over de Bijbel gesproken. Kinderen werden opgevoed met de Bijbel, op school en thuis.

Nu gebeurt dat veel minder. Soms lijkt het alsof alleen een lege kerk nog aan die tijd herinnert. Ook op het platteland. Dan krijg je boektitels als: Hoe God verdween uit Jorwerd.[1]  Een ander boek maakt duidelijk hoe een familie in één generatie God kwijtraakt: het boek van Oek de Jong, Pier en Oceaan.[2]

Je kunt Nederland geen christelijk land meer noemen. Al meer is het gevoel opgekomen dat we leven voor het hier en nu. Op een aangrijpende manier heeft Frits de Lange dit zo verwoord: ‘Tot aan de achttiende eeuw was het voor niemand een vraag: men was er zeker dat het aardse leven een voorbereiding is op het hiernamaals, het tijdelijke een testfase voor de eeuwigheid. “In de opstanding geloofden ze allemaal,” meldt de historicus Arie van Deursen over de ouden van dagen in het zeventiende-eeuwse dorp Graft. Hierin ligt misschien wel de grootste omwenteling in de levensloop, tussen de zeventiende eeuw en ons: de moderne mens leeft aanzienlijk langer, maar heeft het uitzicht op het eeuwige leven verloren. In absoluut opzicht is het levensperspectief eigenlijk alleen maar ingekrompen, de toegenomen levensverwachting ten spijt. Vroeger leefden we eeuwig, nu worden we slechts honderd. De zin van de oude dag ligt niet meer in de voorbereiding op het sterven, maar in de voltooiing van het leven.’[3]

Het leven is er voor nu en hier. Je moet uit het leven halen wat erin zit. Je moet er daarom vooral jong blijven uitzien. Je moet er echt alles aan doen om gezond te blijven. Het leven is zo kort en als je er niet van geniet, is het alleen maar een last. Waar God uit het leven verdwijnt, is het niet vreemd dat er zo gedacht en geleefd wordt. Waar Christus niet meer als Verlosser gekend wordt, is het logisch dat er zo gevoeld wordt.

Dat maakt Paulus duidelijk wanneer hij aan de gemeente van Korinte schrijft. Als er geen opstanding uit de dood is, als Christus niet echt uit de dood opgestaan is, wat betekent dat voor het leven? Daarover lezen we in 1 Korintiërs 15 onder andere dit: “.  Immers, als de doden niet opgewekt worden, is ook Christus niet opgewekt.  En als Christus niet is opgewekt, is uw geloof zinloos; u bent dan nog in uw zonden.  Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn, verloren.  Als wij alleen voor dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen.  ….. Ik sterf elke dag, en betuig dit bij de roem die ik over u heb in Christus Jezus, onze Heere.  Als ik, naar de mens gesproken, tegen wilde beesten heb gevochten in Efeze, wat voor nut heeft dat dan voor mij, als de doden niet opgewekt worden?  Laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij.”  1 Kor 15: 13-19 …31,32.

Een gelovige leeft niet alleen voor dit leven. Hij weet dat er meer is en bereidt zich daarop voor. Zie o.a. 2 Kor 5:8-10  Een christen kan dan ook ontspannen in het leven staan. Het is niet nodig om nu alles mee te maken en alles gezien te hebben, want er wacht nog een eeuwig leven op de nieuwe aarde. Daar mag ik zo veel moois zien dat God gemaakt heeft. We leven nu tot eer van God. Het leven op deze aarde is niet minderwaardig. Ook hier leven we als gelovigen om in opdracht van God ons werk te doen in liefde tot Hem en onze naaste. Dat is een actief leven. Maar we gaan niet in dit leven op. Er is meer.

 

Alleen leven voor later?

Telt in het leven van een christen alleen de toekomst?  Zouden we eigenlijk niet de hele dag met geestelijke dingen bezig moeten zijn en het gewone leven zo veel mogelijk achter ons laten? Kun je zeggen dat het hier beneden niet is en dat het alleen om de hemel of over nog later gaat? Is het klooster of het kluizenaar-zijn ons eigenlijke ideaal?

Zo is het zeker niet. De HERE heeft ons op deze wereld een plaats gegeven om zijn opdracht uit te voeren. Kijk maar eens in Genesis 1:26-28. De wereld is Gods wereld. Wij zijn er om die wereld zo te bewerken en te ontplooien dat juist de Schepper van de wereld daarvoor de eer krijgt.

Dat ook het heel gewone leven bij een leven voor God hoort, zie je bijvoorbeeld in Paulus’ brieven aan de gemeente van Tessalonica. Daar zijn mensen tot geloof gekomen die nu denken dat ze het gewone werk moeten laten liggen, en zich alleen met bidden en het uitdragen van het evangelie bezig moeten houden. Dat zou iedere christen moeten doen en dan zorgt God wel. Daarover schrijft Paulus geleid door de Heilige Geest: “Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten.  Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen; zij werken niet, maar zijn bezig met nutteloze dingen.  Zulke mensen bevelen wij en sporen wij namens onze Heere Jezus Christus aan dat zij in alle rust  aan het werk gaan en hun eigen brood eten.” 2 Tess. 3:10-12

De verbinding tussen de hemel en de aarde voor de gelovige die op aarde leeft, is dat hij omhoog kijkt. Dat hij op de Here let als zijn God en Koning en dat hij op aarde wil leven volgens de wil van zijn hemelse Vader (zie o.a. Kol. 3).

Het leven nu en het leven later in de hemel en op de nieuwe aarde hebben alles met elkaar te maken. Voor wie door Christus de werkelijkheid kent, staan ze in één lijn. Let erop hoe vooral de apostel Johannes over het leven van een kind van God spreekt. Dat is één leven.

 

Eén eeuwig leven!

Wanneer begint nu het eeuwige leven? Wanneer kun je zeggen dat je leven niet meer stuk kan? Het heerlijke is dat je mag zeggen dat het zo is vanaf het moment dat je met Christus als je God, Koning en Verlosser leeft. Wie in geloof met de HERE leeft, heeft het eeuwige leven gekregen. Dat wil niet zeggen dat er tussen nu en later, tussen hier en de nieuwe hemel en aarde geen verschil is.

Toch krijg je het eeuwige leven nu al als je met Christus leeft. Laten we bij een paar plaatsen in de Bijbel stilstaan waar de Heilige Geest de apostel Johannes in dienst neemt.

  1. ‘’ En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat,  maar eeuwig leven heeft.  Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,  opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.   Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. ….. Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.“  Joh. 3:14-17,36

Je ziet hier dat de Here Jezus naar de wereld gekomen is om mensen het eeuwige leven te geven. Dat eeuwige leven hebben ze niet van zichzelf. In de verzen hiervoor heeft de Here Jezus aan Nikodemus duidelijk gemaakt dat je daarvoor een ander mens moet worden, dat je vanuit de hemel geboren moet worden. De Geest wil je dat nieuwe, wedergeboren leven  geven. Zonder dat werk van de Geest in je ben je dood. Dan besta je, maar leef je niet en dan loopt het op een voor altijd ellendig bestaan uit.  Maar Christus is gekomen om ons daaruit te redden, opdat we niet verloren gaan maar leven!  Nu al! Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven. Je bent een nieuwe mens geworden. Christus heeft door zijn kruisiging en opstanding verdiend dat je dat leven krijgt en het niet meer kan verliezen. De overste van de wereld, de duivel, moet dan afstand van je doen. Hij kan jou niet meenemen in de eeuwige dood.

 

  1. Juist bij de dood van een kind van God blijkt in het bijzonder dat het leven door Christus bij je is binnengekomen. Hier is van belang wat we in Joh 11:25-27 lezen: “Martha zei tegen Hem: Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag. Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven;  wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,  en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?  Zij zei tegen Hem: Ja, Heere,  ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou.’’

Het leven dat in het bestaan van Gods kind is binnengekomen, heeft grote betekenis voor het sterven. Zelfs zo dat de Here Jezus zegt dat wie in Hem gelooft, niet sterft! Want Hij is de Opstanding en het Leven. Christus heeft zijn werk als Verlosser voor 100% gedaan voor wie in Hem gelooft. Hij kon aan het kruis zeggen: het is volbracht. Daar besloot Hij zelf om te sterven, Hij gaf actief de geest. Hij was de enige mens die daartoe de bevoegdheid gekregen had. Zie Joh 10:17,18

Let er eens op dat de dood de Here Jezus niet is overkomen. Hij is niet gestikt, zoals in The Passion wordt verteld. De duivel heeft Hem niet gedood. Nee, toen Hij zijn werk als Verlosser voltooid had, was het volgens Gods plan zijn tijd om te sterven.  Het leven is in feite niet van Hem geweken. Zijn hart als mens klopte niet meer en toch leefde Hij en had Hij zijn leven in zijn hand. Om het op Gods tijd: precies op de derde dag in de vroege zondagmorgen, weer te nemen; om als Overwinnaar het graf weer uit te lopen. Christus bewees: Hij is de Opstanding en het Leven!

Als gevolg van deze overwinning zal ieder die bij Hem hoort, niet sterven. Ook al sterf je in de ogen van mensen nog, zoals ook de Here Jezus stierf, toch kan de dood door zijn opstandingskracht in jou het niet meer winnen. Je hart stopt met kloppen, je kunt hersendood verklaard worden.  Toch sterft Gods kind niet! Op het moment van je sterven leef je verder bij de HERE in de hemel. Dan ben je daar thuis, vol leven, daar waar Gods warme liefde je omringt. Dat kan de dood je niet afnemen. Wat hier op aarde begon, zet zich nog mooier voort bij het sterven doordat het een leven bij de HERE in de hemel wordt. Dat eeuwige leven stuwt verder bij Christus’ terugkomst.

 

  1. We kijken nu naar Johannes 5. De Here Jezus spreekt daar over de dag van zijn terugkeer. Toch maakt Hij ook opmerkingen over het eeuwige leven dat voor de gelovigen nu al begonnen is: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.  Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu  dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en datwie hem horen, zullen leven.  Want zoals de Vader het leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf;  en Hij heeft Hem ook macht gegeven om oordeel te vellen, omdat Hij de Zoon des mensen is.  Verwonder u daar niet over, want de tijd komt  waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen,  en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.”. (vs. 24-29).

Dat wie gelooft nu al eeuwig leven heeft, betekent ook dat je uit de dood, uit een leven zonder God, bent opgestaan. De Geest heeft dat in je gewerkt. Het leven dat Christus verdiend heeft, betekent ook dat je niet in de verdoemenis komt. Het oordeel dat je in de eeuwige dood brengt, is dan van je afgenomen. Je leeft. Dat wordt ook duidelijk bij de wederkomst.  Ieder krijgt dan  zijn of haar lichaam terug. De gelovigen krijgen een volmaakt lichaam, dat schittert van het leven dat God ze uit genade gegeven heeft. De dood heeft geen greep op ze, hun lichaam is immuun geworden voor de dood.

Gods kind leeft om al meer de heerlijkheid van het leven te genieten, volmaakt, eindeloos en intens. Blijdschap kenmerkt dan je leven omdat de HERE je met zijn liefdevolle aanwezigheid omringt als nooit tevoren. Door Christus verdiend.

Als je dat ziet, heb je een geweldig houvast. Je leert met Paulus zeggen:  “Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God?  God is het Die rechtvaardigt.  Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is,  Die ook voor ons pleit.  Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?  (Zoals geschreven staat:  Want omwille van U worden wij de hele dag gedood, wij worden beschouwd als slachtschapen.)  Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.  Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen,  noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.” Rom. 8:33-39

Dan herken je wat we belijden in vraag en antwoord 58 van de Heidelbergse Catechsimus: ‘Evenals ik nu al het begin van de eeuwige vreugde in mijn hart voel, zal ik na dit leven volkomen heerlijkheid bezitten, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in geen mensenhart is opgekomen, en wel om God daarin eeuwig te prijzen.’

Gods kind leeft en vindt zijn doel en bestemming  in het loven en prijzen van de Drie-enige God. Een leven dat als je dat op aarde door het geloof hebt alleen maar mooier wordt!

 

[1] Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, Atlas, Amsterdam, 1996

[2] Oek de Jong, Pier en Oceaan, Augustus, Amsterdam/Antwerpen, 2012.

[3] Frits de Lange, De mythe van het voltooide leven. Over de oude dag van morgen, Meinema, Zoetermeer, 2007, p. 9.