ORDE VAN DIENST

 

Votum

Vrede/Zegengroet

Psalm 24:1,2

Lezing van Gods wet

Psalm 112:1,4

Gebed

Schriftlezing: Jesaja 5:1-10

                        1 Timotheus 6:3-20

Psalm 62:1,4,5

Tekst: Zondag 42

Verkondiging van het evangelie

Psalm 37:2,3

Dankgebed

Collecte

Gezang 7:5,6

Zegen

 

 

Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes

 

Het is goed om steeds weer oog te hebben voor het positieve van Gods geboden. Ook wanneer het als een verbod naar ons toekomt. “Je zult niet stelen”.  Niet stelen betekent ook wat je in vraag en antwoord 111 leest: “Wat gebeidt God u in dit gebod?  Dat ik het welzijn van mijn naaste, waar ik kan en mag, bevorder en zo met hem doe, als ik wil dat men met mij doet. Bovendien dat ik mijn arbeid trouw verricht, om ook de behoeftige te kunnen helpen.”

Gods gebod heeft wanneer het uitgevoerd wordt een positief effect of alle mensen. Het is echt goed voor iedereen. De HERE is het die alles overziet en weet wat het echte goede leven is.

We hebben het nodig dat het als een verbod onder woorden gebracht wordt. Dat is nodig nadat we onszelf bij de zondeval tot zondige mensen hebben gemaakt. Tot mensen die voor hun eigen belang gaan. Ook als dat ten koste van anderen is.  Als er geen zondeval was geweest, zouden we niet eens geweten hebben wat stelen is. Dan zouden we zelfs niet weten wat het is om een ander te benadelen, om boze plannen tegenover anderen te maken. Dan zou dat nooit in ons hart en verstand zijn opgekomen.

Het verbod om te stelen is nodig omdat wij tegen God gekozen hebben. Het is zo anders geworden. Wij als mensen gaan vaak er voor om eigen macht, eigen invloed, eigen bezit te willen vergroten ten koste van anderen. Een voorbeeld in de Bijbel is het verhaal dat de profeet Natan vertelt. Het verhaal dat hij vertelt wanneer David overspel met Batseba heeft gepleegd en zelfs haar man Uria heeft laten doden. Dan komt Natan bij David en zegt dit: “Er waren twee mannen in een stad, de één rijk en de ander arm. De rijke had heel veel schapen en runderen. Maar de arme had helemaal niets dan alleen één enkel klein ooilam, dat hij gekocht had. Hij hield het in leven en het werd groot, samen met hem en met zijn kinderen. Het at mee van zijn stuk brood, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot. Het was als een dochter voor hem. Toen er een reiziger bij de rijke man kwam, kon hij er niet toe komen een van zijn eigen schapen en runderen te nemen, om een maaltijd te bereiden voor de reiziger die bij hem gekomen was. Daarom nam hij het ooilam van de arme man en bereidde het voor de man die bij hem gekomen was.”  2 Samuel 12:1-4

Eigen belang, voor jezelf zoveel mogelijk willen krijgen. Ten koste van je naaste. Dat kan zowel op geestelijk gebied als in het gewone leven. Ik maak nu het onderscheid tussen geestelijk en gewoon. Niet om het te scheiden. Want ons hele leven is als het goed is leven voor Gods ogen en leven in dienst van Christus. Het is maar een onderscheid. Dat komt in het vervolg van de preek ook naar voren.

 

Ik verkondig jullie het evangelie van Jezus Christus onder het volgende thema:

 

DE HERE VERBIEDT OM TE STELEN

 

  1. Niet stelen op geestelijk terrein
  2. Niet stelen in het gewone leven

 

  1. Niet stelen op geestelijk terrein

We gaan met onze aandacht naar de stad Wittenberg is Duitsland. Het is net als vandaag 31 oktober. We gaan ver terug. Naar het jaar 1517. We zien een man in een monnikspij lopen. Hij is een professor aan de universiteit in Wittenberg. Hij is het die zijn studenten vooral leert wat er in het Nieuwe Testament staat. Zijn naam is Maarten Luther.

Hij heeft voor zichzelf een moeilijke tijd achter de rug. Hij is opgegroeid in een kerk waar veel nadruk gelegd werd op goede werken waardoor jezelf voor een deel jouw plek bij God moest verdienen. De Here Jezus had de weg naar God voor je open gemaakt. Toch moest jezelf nog veel verdienen om in de hemel bij God te komen. Ik kom daar zo nog op terug.  Maarten Luther had van alles gedaan om zijn plek bij God in de hemel meteen na zijn sterven te verdienen. Zichzelf geslagen, een grote reis naar Rome gemaakt, veel in afzondering gezeten en dan veel gebeden en gelezen in de Bijbel.  Toch kwam hij er achter dat deze dingen er niet voor zorgden dat hij een mens zonder zonden of met bijna geen zonden werd. Hij voelde dat Gods oordeel ging over de verkeerde dingen die er in zijn leven waren. Hij werd moedeloos en radeloos. Als hij zou sterven was er nog zoveel waarvoor God hem zou straffen. Dan komt professor Maarten Luther juist door het lezen van de Bijbel tot een heel andere conclusie. Niet door de goede werken maar door Christus word je voor eeuwig gered. Door op Hem te bouwen in je leven, door in Hem te geloven en met Hem te leven. 

Juist als Maarten Luther dat is gaan inzien. Juist als dat een geweldige bevrijding in zijn leven geeft, gaat hij zich geweldig ergeren aan wat om hem heen namens de paus gebeurt. In naam van de paus gaat er de monnik Johan Tetzel door Duitsland. De paus heeft veel geld nodig om de Sint Pieterkerk in Rome mooier te maken. Dat geld moet er o.a. komen door deze Johannes Tetzel. Hij verkoopt aflaten. Hij maakt de mensen eerst heel erg bang met Gods oordeel. Dan gaat hij vertellen dat het allemaal goed komt als ze een aflaat kopen. Zo’n aflaat betekent volgens hem dat je door geld betalen een deel of zelfs al je zonden voor God kwijtraakt. Geld kan er voor zorgen dat Gods oordeel over jou leven minder wordt of helemaal verdwijnt.

Dat had alles te maken met de leer over het vagevuur en de schat van de kerk. Volgens de Roomse kerk was het zo dat er een hel en hemel is. En ook nog het vagevuur. De hel is er voor mensen die helemaal niet geloven en slecht leven. De hemel is er voor wie in Christus geloven en veel goede werken hebben gedaan. Het vagevuur is er voor de velen die wel bij de kerk horen maar niet genoeg goede werken gedaan hebben. Hoe minder goede werken hoe langer een bestaan in het vagevuur. Daar moet je jouw straf ondergaan voor dat tekort. Als dat voorbij is mag je naar de hemel.  Een aflaat kopen zou dan betekenen dat je een aantal goede werken kocht uit de schat van de kerk. Over die schat zou de paus kunnen beslissen. Wat was die schat? Dat waren de goede werken van de mannen en vrouwen die veel meer goede werken hadden gedaan dan nodig was. Die kon de paus dan aan anderen uitdelen. Hij bood ze nu door Tetzel te koop aan. Als je heel veel  geld neertelde kon je zelf een aflaat kopen waardoor je zoveel goede werken kreeg dat je bij je sterven meteen naar de hemel ging.  Zo’n aflaat kon je zelfs voor iemand anders kopen. Ook als die al gestorven was.

Het erge was dat je jouw verlossing zou kunnen kopen! Alsof het niet alleen genade is waardoor je gered wordt. Door geloof alleen, door Christus alleen.

Wanneer je dit nu goed in je hoofd hebt ga je ook iets begrijpen van wat Luther in zijn 95 stellingen schreef. Die 95 stellingen die op 31 oktober 1517 op de kerk in Wittenberg werd gespijkerd. Het gaat me nu om stelling 62: “De ware schat der Kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God. “

Dit tegenover o.a. de stelling 67: “De aflaat, die door de predikers als de 'grootste genade' verkondigd wordt, moet inderdaad 'groot' heten, in die zin, dat hij veel opbrengt.”

Je ziet hoe op deze manier er gestolen wordt.  De zogenaamde kerk steelt hier geld van mensen. Geeft ze ook nog valse hoop.  Zorgt er zelfs voor dat mensen een slordig leven voor de HERE gaan leiden want ze hebben genoeg goeie werken gekocht om voor altijd en direct na het sterven naar de hemel te gaan. Mensen werden bestolen en werden ook bedrogen.

Het is altijd weer nodig dat we juist als het om ons hart gaat dat we dan juist onszelf en anderen op de goede weg willen leiden. Op de weg waarbij we het eigendom zijn van Jezus Christus. Waarbij we ons helemaal toevertrouwen aan Christus als onze Verlosser en Heer. Waarbij we niet mensen willen volgen maar de HERE. Er zijn altijd weer mensen die jou en mij voor hun ideeën en hun idolen willen winnen. Die ons hart zo willen meenemen dat we ons aan hen overleveren en niet aan de HERE. We lezen dit letterlijk in 2 Samuël 15. Het is daar de knappe prins Absalom die de naam van zijn vader David zwart maakt. Hij wil de macht in handen nemen. Hij doet zich heel mooi voor. Hij belooft mensen van alles. Hij wil zich niet neerleggen bij de weg die de HERE wijst. Het is de HERE die David als koning gegeven heeft. Het is de HERE die bepaalt heeft dat niet Absalom maar Salomo de opvolger van David zal zijn. Absalom wil zich niet in Gods weg voegen. Dan lezen we in vers 5,6: “Ook gebeurde het, dat als iemand naderde om voor hem te buigen, hij zijn hand uitstak, hem vastgreep en hem kuste. Op die manier deed Absalom met heel Israël dat naar de koning ging voor recht. Zo stal Absalom het hart van de mannen van Israël.”

Niet stelen betekent ook dat jij en ik anderen niet willen brengen op een weg die niet Gods weg is. Dat we juist voor onszelf en anderen bevorderen dat we het eigendom van Jezus Christus willen zijn. Juist die band aan Christus heeft dan ook gevolgen voor dat zogenaamde gewone leven. We letten daarop in het tweede punt.

 

 

  1. Niet stelen in het gewone leven

 

 

Niet stelen. Niet je toe-eigenen wat duidelijk van een ander is. Dat lijkt heel logisch. Dat lijkt eigenlijk ook wel redelijk eenvoudig. Je moet niet ingaan tegen wat de overheid op het punt van bezit geregeld heeft. Toch blijkt dat in het leven van elke dag nogal eens minder eenvoudig.

Het wordt voor meerderen onder ons vaak moeilijker als het gaat om het bekijken, beluisteren en lezen van dingen waar kopijrecht op zit. Het is zo makkelijk om dit soort dingen die internet te vinden zijn te kopiëren en te gebruiken. Of als je het boek in huis hebt  het nog eens 10 keer te kopiëren. Waarom niet even kopiëren en gebruiken? Anders kost het me geld. Het valt ons nogal eens moeilijk om dingen waarvoor anderen hun best hebben gedaan en waarmee ze hun dagelijks brood mee moeten verdienen, om daarvoor te betalen. Je ziet dat het niet altijd zo eenvoudig is.

Ik wil jullie nu meenemen naar iets dat wat verder bij ons weg lijkt te liggen. Maar wat heel zeker met ons dagelijkse leven in onze westerse welvarende wereld te maken heeft. We leven in grote welvaart al mopperen we meerdere keren. Natuurlijk zijn er ook onder ons en in onze samenleving mensen die het financieel moeilijk hebben. Juist deze mensen moeten geholpen worden. Ook als de situatie waarin ze terecht zijn gekomen voor een groot deel hun eigen schuld is. We hebben juist ook vanuit het achtste gebod te geven voor de armen. De HERE heeft niet voor niets de diakenen gegeven. Om juist zij die financiële problemen hebben. Die het daardoor zwaar hebben in het leven te helpen. Al in het Oude Testament was er Gods zorg voor hen die arm waren en werden onder Gods volk. Hij gaf allerlei regelingen waardoor er voor de armen onder zijn volk uitzicht en hoop was en bleef.  Indringende en prachtige woorden op dit punt die we lezen in Deuteronomium 15 wil ik jullie niet onthouden:

Maar als er onder u een arme zal zijn, iemand uit uw broeders, binnen een van uw poorten, in uw land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, dan mag u uw hart niet verstokken, of uw hand sluiten voor uw broeder die arm is. Integendeel, u moet uw hand wijd voor hem opendoen en hem overvloedig lenen, genoeg voor wat hem ontbreekt. Wees op uw hoede dat niet de verderfelijke gedachte in uw hart opkomt dat het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, naderbij komt – waardoor u uw broeder die arm is niets gunt en hem niets geeft, en hij over u tot de HEERE roept en er zonde in u is.
U moet hem overvloedig geven, en laat uw hart niet verdrietig zijn als u hem geeft. Want vanwege deze zaak zal de HEERE, uw God, u zegenen in al uw werk en in alles wat u ter hand neemt. Want 
armen zullen binnen uw land nooit ontbreken. Daarom gebied ik u: U moet uw hand wijd opendoen voor uw broeder, de onderdrukte en de arme in uw land.”

Dat is heel andere taal dan we in onze samenleving nogal eens horen. Andere mensen in nood zouden we niet moeten helpen en opvangen want dat zou onze welvaart minder maken. Wij hebben die welvaart met onze ouders opgebouwd en niet die anderen. Dus geen hulp bieden want het gaat om ons.

Hier zie je wat vaak een van de kernen van ons leven op aarde is. Als wij het maar goed hebben. Ik wil een ander wel helpen maar het moet me niet echt wat kosten. Het is zelfs meerdere keren zo dat onze welvaart die eigenlijk al meer moet worden anderen benadeelt. Dat was ook al zo onder het volk van God in het Oude Testament. Wat moeten de profeten daar tegen preken en waarschuwen. We hebben daarvan iets gelezen in Jesaja 5:

“Wee hun die huis aan huis trekken,

veld aan veld voegen,

tot er geen plaats meer over is,

en alleen u in het midden van het land gevestigd bent.

De HEERE van de legermachten heeft tot mij persoonlijk gesproken:

Voorwaar, veel huizen zullen tot een woestenij worden,

grote en mooie zullen zonder bewoner zijn!

Ja, tien bunders wijngaard zullen slechts één bath opleveren,

en een homer zaad zal maar een efa opleveren.” Vs 8-10

Al meer voor jezelf willen hebben. Al meer rijkdom voor jezelf bij elkaar brengen en anderen moeten zich op deze wereld maar zien te redden. Als dat het is waar je voor leeft of voor gaat leven moet je heel goed bedenken wat we in 1 Timotheus 6 gelezen hebben;

“Maar wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en in een strik en in veel dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te verlangen, zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich met vele smarten doorstoken.” vs  9,10

Dan is het ook goed om eens kritisch naar onze samenleving te kijken. Ook al kunnen we dat zelf niet oplossen. Wij hebben grote welvaart. Meerdere keren omdat we heel goedkoop weten te komen aan dingen die in andere werelddelen aanwezig zijn. We geven de mensen daar een prijs voor de goederen die er voor zorgt dat de mensen daar arm of straatarm blijven. Is dat rechtvaardig in Gods ogen? Dat moeten we ons heel erg goed afvragen. Gaat onze grote welvaart niet meerdere keren ten koste van andere mensen op deze wereld? Leggen we ons daar vaak niet te makkelijk bij neer omdat die grote welvaart ons toch wel heel goed uitkomt? Het zijn vragen waar we voor Gods ogen goed over moeten nadenken. Het leven is een. Ook op dit punt. Ook hier geldt dat we God en ons naaste lief moeten hebben. Je moet je afvragen of dit ook niet een vorm van stelen is.

Dan als laatste vanmorgen nog iets over het positief gebruiken van geld en goed dat we gekregen hebben. In onze zondag belijden we dat we ook werken om mensen in nood te kunnen helpen. Wanneer we geld en verantwoordelijkheid hebben, is het ook zo dat we voor anderen goed hebben te zorgen. Daarop wijst de HERE o.a. in het slot van 1 Tim 6: “Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten;

ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen.
Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen.” Vs 17-19

 

 

Wanneer je over deze woorden van God nadenkt moeten we goed bedenken dat de meeste van ons bij de rijken horen. Het gaat niet alleen om rijke zakenmensen, om sportmensen die geweldige salarissen krijgen of over de sterren van de wereld die in rijkdom baden. De Geest maakt duidelijk in 1 Tim 6:8 dat als we kleren hebben, een dak boven ons hoofd en we genoeg eten kunnen kopen en dan nog overhouden we rijk zijn.

De HERE geeft ons om waar het kan uit te delen. Met een blij hart. Want alles is van de Here God. Wij worden geroepen om er mee om te gaan zoals Hij het wil. Als ik weinig heb, wil ik ook graag en dankbaar ontvangen.  Wie zijn of haar hart aan Christus verloren heeft door het werk van de Geest wil graag uitdelen als dat kan. Ook geld en goed. Laten we samen als gemeente daarvan ook een voorbeeld zijn in de wereld. Door Christus ook verlost van leven voor onszelf. Wie toch voor zichzelf leeft en niet graag en royaal geeft als het kan, leeft niet als een kind van God. Laten we uitdelen, delen en ontvangen in de verbondenheid aan Christus als onze Verlosser en God

 

AMEN