KRITISCH ZIJN?
Naief?
In mijn eerste gemeente heb ik gepreekt over Mattheus 7:1-2: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt; want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u zelf geoordeeld worden; en met welke maat u meet, zal er bij u ook gemeten worden.”
In die preek van ongeveer 30 jaar geleden was er veel aandacht voor de uitspraak dat je helemaal niet moet oordelen en dat ieder ook in de kerk zijn eigen mening en uitleg mag hebben. In deze preek laat ik dan zien dat dit niet klopt. Als het echt nodig is, moeten we op grond van wat de HERE in de Bijbel zegt zeker beoordelen. Ook aanwijzen wat niet klopt. Met liefde. Als ik nu terugdenk aan deze preek zou ik het nu toch anders doen. Wel wijzen op wat ik net schreef, maar veel meer nadruk leggen op hoe het zit met ons oordelen over mensen. Hoe kritisch zijn we op andere mensen, hoe kritisch zijn we in ons denken, voelen en spreken over elkaar in de kerk?
Ik weet niet of dat 30 jaar geleden minder was dan nu. Het zou wel eens kunnen zijn dat ik toen nog erg naïef was op dat punt. Dat is nu na meer dan dertig jaar ervaring als predikant wel anders.
Volksgerichten
Het kwam in het verleden ook in Nederland voor dat iemand zonder echte rechtspraak door de bevolking voor schut werd gezet. De bevolking zelf trad als rechter op en mensen werden te kijk gezet of door het dorp geparadeerd. Waarbij duidelijk moest worden dat deze man of vrouw toch echt een slecht mens was. Ook rond de bevrijding van Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn zulke dingen gebeurd. Met als gevolg dat van tijd tot tijd ook echt onschuldige mensen voor hun leven uitgestoten werden. Op Staphorst heeft dit nog een keer plaatsgevonden in 1961.
Is dit er nu niet meer? In ons land niet op de manier van vroeger. Dat wil niet zeggen dat niemand al als schuldige wordt aangewezen voordat de rechter na degelijk onderzoek uitspraak heeft gedaan. De media en ook de sociale media zijn er goed in om zonder uitspraak van de rechter mensen als schuldigen aan te wijzen. Met het grote risico dat mensen die toch niet schuldig zijn levenslang beschadigd worden. We leven in een tijd dat iedereen moet kunnen oordelen. Wij gaan makkelijk zelf op de stoel van de rechter zitten. Zonder de uitspraak van de rechter af te wachten. We zijn in onze tijd vaak heel kritisch op elkaar. Er wordt veel over transparantie gesproken. Allerlei dingen moeten voor iedereen openbaar worden. Iedereen moet kunnen oordelen over alles en iedereen. Met als gevolg dat we niet alles weten en dat we meerdere keren ook met oordelen komen die te vroeg worden uitgesproken en achteraf niet juist zijn. Dat is niet onschuldig, want er is dan vaak schade gedaan en er zijn verhoudingen geschaad.
Dit soort dingen komen ook in de kerk voor. Ook onder ons. Het is niet voor niets dat Christus ons oproept om niet zomaar en vroegtijdig te oordelen.
Kritisch zijn in de gemeente van Christus
Een van de gevaren die ons als kerken bedreigen, is dat we meegenomen worden door het altijd maar kritisch zijn op de mensen om ons heen; altijd onze kritiek uiten zoals wij denken dat het is. Dat kritisch zijn en dat ook uiten zorgt vaak voor afstand tot een ander. Vaak wordt er dan nog bij gezegd dat je toch moet kunnen uiten wat je denkt of voelt. Je moet toch kunnen zeggen dat jij denkt dat achter bepaalde woorden dit of dat zit al heeft de ander dat niet gezegd. Je moet toch een ander persoonlijk flink kunnen aanpakken in een gesprek of met een email of brief. Ook als je niet zeker weet of de beschuldiging echt hout snijdt. We moeten mensen niet vertrouwen, want we zijn allemaal zondig. En een kerkenraad moet ook gecontroleerd worden, net als onze regering. Als iemand uitlegt waarom hij bepaalde dingen gedaan of gezegd heeft en hij of zij beroept zich op de HERE als getuige dan mag dat niet, want dan maak je de ander monddood. Je moet toch kritisch kunnen zijn!
Deze dingen gebeuren. Het zijn manieren van omgaan met de ander die zoveel stukmaken en het gemeente-zijn van de gemeente van Christus bedreigen. Dat komt, omdat wij allemaal zelf ons oordeel willen hebben en uitspreken.
Wij zijn niet de eersten die met zo’n omgang en houding te maken krijgen. Paulus kreeg daar ook mee te maken. Bijvoorbeeld in de gemeente van Korinthe. Ze vonden hem maar een zwakke prediker en ook iemand die niet betrouwbaar was. Ik noem nu een element daarvan.
Dat is dat Paulus heeft laten weten dat hij weer de gemeente van Korinthe zou komen bezoeken. Na een tijdje is duidelijk geworden dat Paulus dit plan niet heeft kunnen uitvoeren. Het gevolg is dat hij door een deel van de gemeente wordt beschuldigd van onbetrouwbaarheid. Ze hebben geen vertrouwen meer in Paulus. Dit is een van de achtergronden van 2 Korinthe. Deze brief is een grote eed waarbij hij de HERE als getuige aanroept. De beschuldigingen en de twijfels aan Paulus zijn intens. Hij kan de bewijzen niet overleggen dat er heel goede redenen waren om niet naar Korinthe te komen. ; op grond van de omstandigheden, onder de regering van Christus, kan hij alleen maar vertellen wat zijn overwegingen zijn geweest. Hoe mensen ook over hem denken, het beslissende is dat de HERE weet dat het niets te maken had met de eigen belangen van Paulus.
Dat laat Paulus ook heel duidelijk aan de gemeente van Korinthe weten. Ik geef daarvan twee voorbeelden uit 2 Korinthe:
- “Zo zeker als de waarheid van Christus in mij is, zal deze roem over mij in de streken van Achaje niet tot zwijgen worden gebracht. Waarom? Omdat ik u niet liefheb? God weet dat ik u liefheb!” 2 Kor 11:10,11
- “Denkt u nu weer dat wij ons tegenover u verdedigen? Wij spreken voor het aangezicht van God in Christus; en dit alles, geliefden, tot uw opbouw.” 2 Kor 12:19
Juist tegenover de beschuldiging van de Korintiërs dat Paulus onbetrouwbaar is spreken de woorden die hij schrijft in 2 Korinthe 1:20,23: “Immers, zovele beloften van God als er zijn, die zijn in Hem ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons. ….. En ik roep God aan tot Getuige over mijn ziel, dat ik om u te sparen niet weer naar Korinthe ben gekomen.”
Kritisch door achterdocht, door steeds weer te oordelen, maakt zoveel dingen stuk, terwijl Christus ons in het geloof als broers en zussen aan elkaar gegeven heeft. Juist om elkaar lief te hebben. Om als er iets is daarover in liefde met elkaar te spreken tot opbouw van elkaar en de gemeente. Daarbij hoort geen wantrouwen en het constant beoordelen van de ander. Dat maakt de Here Jezus ook heel duidelijk in Mattheus 7. Hij wijst er dan op dat het beoordelen en vaak veroordelen van wat anderen doen gepaard gaat met jezelf te weinig kennen. We lezen dan die bekende woorden die we echt op onszelf moeten toepassen: “Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? Of, hoe zult u tegen uw broeder zeggen: Laat toe dat ik de splinter uit uw oog haal; en zie, er is een balk in uw eigen oog? Huichelaar, haal eerst de balk uit uw oog en dan zult u goed kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder te halen.” (vs. 3-5) Het is belangrijk om in de gemeente van Christus jezelf te kennen. Om samen naar Christus te gaan en dan ook je broer of zus in geloof met liefde te benaderen. Ook vanuit het oordeel van de liefde, zoals we dat in het slot van de Dordtse Leerregels belijden: “Verder moet men naar het voorbeeld van de apostelen over hen die openlijk hun geloof belijden en hun leven beteren, gunstig oordelen en spreken, want het diepst van het hart is ons onbekend.” III/IV,15
Hoe gaan we met elkaar om? Bouwen we in Christus kerk of breken we af? Daarover nu nog een paar opmerkingen.
Praten met elkaar
Leven in liefde en tederheid met elkaar is, als het goed is, kenmerk van de gemeente van de Here Jezus. Dat is wat we dan ook steeds weer in praktijk hebben te brengen. Daarbij hoort geen houding van altijd kritisch zijn en de ander veroordelen. Daarbij hoort het elkaar opzoeken en als er iets is, dat in tederheid bespreken. Om zo samen te binden en op te bouwen. Daarbij hoort niet dat ik de ander wel eens pittig iets zal vertellen, omdat ik daarvan houd. Ook niet met eventueel anderen erbij. Dat houdt in dat je de kleinste kring voor het gesprek opzoekt. Dat je als je denkt dat er iets niet goed is je eerst alleen de ander opzoekt. Belangrijk om te horen hoe bepaalde dingen bedoeld zijn en wat de gedachte erachter was. De Here Jezus zegt zelf als er sprake is van een geheime zonde, dat we de ander eerst zelf moeten opzoeken en met hem gaan praten. (zie Mattheus 18) Wanneer de ander dan met die zonde breekt, blijft het tussen jou en de ander. Duidelijk wordt, dat (als ik vragen bij iemands woorden of daden heb) ik die ander eerst opzoek en vraag waarom hij dat deed of zei en wat zijn achtergronden daarvoor waren.
Bij zo’n gesprek is onze houding en toon heel belangrijk. Het is niet waar dat de toon er niet toe zou doen. Dat hoort bij de inhoud van een leven als kind van God. In het gesprek spelen de liefde en de ontferming een hoofdrol. Juist omdat God ons in Christus zelf zo behandelt terwijl we het niet verdienen. Hardheid en je boven een ander verheffen hoort niet bij het leven als christen. Het samenleven als gemeente hoort naar de wereld toe juist een aantrekkelijk voorbeeld te zijn. Ik denk nu aan de woorden van de Here Jezus in Johannes 13: “Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt.”
In Galaten 6 geeft de HERE ons een heel duidelijke aanwijzing hoe we dat in de gemeente hebben te doen: “Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid. Houd intussen uzelf in het oog, opdat ook u niet in verzoeking komt. Draag elkaars lasten, en vervul zo de wet van Christus. Want als iemand denkt iets te zijn, terwijl hij niets is, bedriegt hij zichzelf.” (vs. 1-3)
Het gaat erom, dat we in Christus’ Koninkrijk bouwen. Dat we elkaar daarin meenemen. Daarbij hoort geen houding waarin we steeds weer met kritiek op de ander starten. Ook niet dat we altijd weer kritisch over de ambtsdragers spreken.
Geestelijk leven
Hieronder vind je een klein stukje uit een preek die ik in adventstijd gehouden heb:
Je leven en je hart op de HERE gericht en zo met elkaar spreken, zo naar de dingen in de wereld kijken. Dat is het bijvoorbeeld ook waar het om gaat als de ouderlingen hun werk doen. Hun grote taak is dat ze juist geestelijke gesprekken voeren en zo de gemeente leiden. Dat ze ook in die gesprekken laten zien hoe groot de HERE is en daarover samen met ons vol verwondering verder spreken. Dat betekent dat vergaderen een bijzaak is. Dat betekent ook van de kant van wie huisbezoek krijgt, we er niet op aansturen om bepaalde bezwaren die we hebben tegen dingen die in de gemeente gebeuren tot het gespreksonderwerp te maken. Het gaat erom dat we samen bij de HERE met onze harten komen en vol verwondering over Hem spreken en zo echt gesterkt en getroost worden. Laten we eens bij onszelf nagaan of niet allerlei kerkelijke discussies het hart van ons geestelijk leven zijn. Dan zitten we goed mis. Dat is niet het echte geestelijke leven. De verwondering over de HERE verdiend verdient veel meer van onze aandacht dan allerlei kwesties. Als dat laatste bij ons het ‘geestelijke leven’ is, hebben we heel hard bekering nodig!!
Geestelijk leven betekent dat we spreken over Christus. Het is Maria die de geweldige grootheid van de HERE weer gezien heeft toen de engel Gabriel bij haar kwam en haar vertelde dat uit haar als maagd de beloofde Verlosser geboren zal worden. Dat kan helemaal niet zouden we zeggen. Toch is de HERE zo groot dat Hij het doet! Hij doet wat volgens ons onmogelijk is. Hij is God! Maria leert om daarop te bouwen. Om in geloof erop te vertrouwen dat de HERE als de enige God dat doet. Ze voelt en ziet het aan haar eigen buik. Op de HERE gericht zijn. Ook als ouderlingen daaraan leidinggeven. Dat het hier om gaat, zie je ook als je er op let hoe we in de gereformeerde kerken aan het huisbezoek zijn gekomen. In de tijd van de Reformatie stonden mensen als Calvijn voor de vraag wat ze met de biecht moesten doen. De biecht waarbij er als het goed was een gesprek kwam over het geestelijk leven met de priester. Calvijn was ervan overtuigd dat de biecht niet kon worden afgeschaft zonder dat daarvoor iets in de plaats zou komen. Ik geef nu weer wat iemand die de geschiedenis heel goed kent daarover schrijft: “Calvijn zet de biecht dus niet op de helling maar op wielen, zodat deze naar elk adres van de kerk gereden kan worden. De biechtstoel ging niet in de kast maar kwam in de huiskamer. De herder werd mobiel en ging nu naar de schaapjes, in plaats van dat hij ging zitten wachten of de schaapjes naar hem toe zouden komen. Volgens Calvijn was het pastorale gesprek bedoeld tot onderwijs, vermaning en troost, maar in wezen veranderde er niet zo gek veel, want bij biecht en huisbezoek gaat het in beide gevallen om de vraag of het wel goed zit tussen een mens en God, en dan wel zo goed dat je bij Hem aan tafel mag.” (Selderhuis Calvijn p.114)
Laten we niet beginnen met oordelen, maar elkaar vanuit het echte geestelijke leven opbouwen. Laten we er niet op uit zijn dat de ander veroordeeld wordt, maar dat we samen onder Gods ogen en Zijn oordeel tot opbouw van Christus gemeente leven, spreken en samenleven.