Hieronder vind je een verklaring van het Bijbelboek Ezechiël. Deze verklaring wordt op verzoek geschreven en meteen in Engels vertaald. De voortgang hiervan kun je hier volgen. DV hoop ik dat het ook in boekvorm beschikbaar komt in Nederlands

 

Ezechiël 1

Vs 1 Dit is het begin van het boek Ezechiël. Ezechiël is de mens die de HEERE als Zijn profeet in de tijd van de ballingschap van Juda gebruikt om Zijn boodschap aan het volk over te brengen. De naam Ezechiël betekent dat God sterk is of dat de God sterk maakt. De sterke God is het die door Zijn macht en boodschap voor de kracht zorgt om ook in de ballingschap volk van God te zijn.

Er wordt hier gesproken over het dertigste jaar. Waaraan moeten we denken bij dit dertigste jaar? We zullen hier aan zijn leeftijd moeten denken. Dat dertigste jaar was voor hem een bijzonder jaar. Hij kwam uit een priesterlijke familie. Dit betekent dat hij in ieder geval als priester mocht dienst doen als hij in Jeruzalem zou zijn. We lezen van verschillende leeftijden in de Bijbel dat je dienst kon doen in de tempel. Zie Numeri 4:23,29; 8:24 e.v.; 1 Kronieken 24:24,27. In ieder geval is duidelijk dat Ezechiël op zijn dertigste als priester in de tempel zou mogen functioneren. Dat is nu niet het geval, want Ezechiël is vijf jaar hiervoor meegenomen vanuit Jeruzalem naar Babel. Hij zit daar met een deel van de ballingen uit Juda bij het Kebarkanaal. Dit kanaal ontstond rond Babel vanuit de rivier de Eufraat. Het liep door de stad Nippur om dan bij Uruk weer uit te monden in de Eufraat.

Ezechiël maakt hier iets heel bijzonders mee. De hemel werd geopend. Dat betekent hier dat vanuit de hemel Ezechiël bijzondere dingen te zien en te horen krijgt. De profeet krijgt visioenen te zien. Dit onderstreept dat het hier om woorden en beelden gaat die van de HEERE zelf komen.

 

Vs 2 Het is het vijfde jaar na de deportatie van koning Jojachin door Nebukadnessar. Deze deportatie was ook het moment dat Ezechiël met andere belangrijke personen uit Jeruzalem naar Babel werd gebracht. Dit vond in 598 voor Christus plaats. Dus wat we hier lezen heeft in 593 voor Christus plaatsgevonden.

 

Vs 3 Hier wordt nog een keer benadrukt dat het de woorden van de HEERE zijn die tot Ezechiël komen. Dat krijgt nog meer nadruk doordat hier in de derde persoon over Ezechiël gesproken wordt. Terwijl in de verzen hieromheen in de eerste persoon gesproken wordt. Eerste persoon is: 'ik' en de derde persoon is 'hij'. De woorden die Ezechiël hoort komen van de HEERE. Hier wordt de naam Jahwe gebruikt. Die naam die de Here God zelf bekend gemaakt heeft. Zie Exodus 3:13,14. In deze naam laat de Here God zien dat Hij de volledig betrouwbare is. Dat was Hij in het verleden, dat is Hij in het heden en dat zal Hij zijn in de toekomst. Hij maakt ook nu de waarheid bekend aan Ezechiël.

Ezechiël is de zoon van Buzi. Van Buzi wordt gezegd dat hij een priester was. Dit betekent dat ook Ezechiël voor de priesterdienst bestemd was. Hij kan dat nu niet gaan doen, omdat hij ver van de tempel in Babel leeft. De HEERE heeft een andere taak voor hem. Dat is dat hij moet doorgeven wat de HEERE hem laat zien en horen. Deze priester wordt geroepen om Gods profeet in die tijd te zijn. We lezen nu voor het eerst wie het is die als profeet geroepen wordt. Het is Ezechiël. Zijn naam kan twee dingen betekenen: God is sterk, God maakt sterk. We zien in het boek Ezechiël heel duidelijk dat de HEERE, ook al is Zijn volk in ballingschap is, de enig levende God is. Dat het de HEERE is die vanuit de hemel als de Almachtige regeert. Zo maakt Hij juist de gelovigen onder Zijn volk sterk. Hij zorgt dat ze de werkelijkheid zien en daardoor bemoedigd worden en niet op verkeerde machten gaan bouwen.        

Hij is in het land van de Chaldeeën. Hij bevindt zich bij het Kebarkanaal. Zie over de Kebar vers 2. Het woord Chaldeeën. Deze naam komt van Aramese stammen die rond 1000 voor Christus naar het zuiden van Babylonië zijn getrokken. Nebukadnessar kwam uit deze stammen en was de tweede koning uit een Chaldees koningshuis dat over heel Babylonië regeerde.

In deze omstandigheden laat de HEERE Ezechiël visioenen zien en dan staat er dat de “hand van de HEERE daar op hem was.” De hand van de HEERE kan tegen mensen zijn. Dan komt Zijn straf. Dan is het de HEERE die vijanden of opstandelingen verslaat. Zie o.a. Richteren 2:15; 1 Samuël 7:13. Wanneer de hand van de HEERE op iemand is, betekent dit dat de HEERE Zijn bescherming geeft. Dat Hij geeft wat nodig is om de taak uit te voeren waartoe de HEERE roept. In het boek Ezechiël lezen we deze bemoedigende woorden van de HEERE bij visioenen die de profeet te zien krijgt. Zie o.a. 3:22; 8:1; 37:1; 40:1. Zie ook 2 Koningen 3:15.

Ook in het Nieuwe Testament lezen we op deze manier over de hand van de HEERE. Bijvoorbeeld in Handelingen 13. We lezen in het begin van Handelingen 13 over de Heilige Geest die in de gemeente van Antiochië duidelijk maakt dat Barnabas en Paulus uitgezonden moeten worden om het evangelie verder over de wereld te verkondigen. De Geest roept de gemeente van Antiochië op om deze mannen zendingsreizen te laten maken. Dan zijn het de ambtsdragers daar die namens de Here die roept hun de handen oplegt. In die oplegging van de handen is het de HEERE die Zijn hand op Zijn knechten legt die Hij stuurt. In ditzelfde hoofdstuk lezen we ook over de hand van de HEERE die zich tegen iemand richt. Namelijk tegenover de tovenaar Elymas die probeert om stadhouder Sergius Paulus bij het geloof in Christus weg te houden. We lezen dan in vers 10-12: “O duivelskind, vol van alle bedrog en van alle sluwheid, vijand van alle gerechtigheid, zult u er niet mee ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien?

En nu, zie, de hand van de Heere is tegen u en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien. En onmiddellijk viel er donkerheid en duisternis op hem, en rondlopend zocht hij naar mensen om hem bij de hand te leiden. Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, versteld over de leer van de Heere.”

We zien in de eerste 3 verzen hoe alle nadruk wordt gelegd op de HEERE die Ezechiël als Zijn profeet gaat gebruiken.

 

Vs 4  Het eerste dat Ezechiël te zien krijgt, is een stormwind die uit het noorden komt. Het gaat hier echt om een ongelooflijke storm. De storm komt uit het noorden. Dat was de windrichting vanwaaruit heel vaak de vijanden van Gods volk kwamen. Het is nu vooral Babel die onder leiding van Nebukadnessar het instrument is waarmee God Zijn oordeel over Zijn volk laat komen. Zie ook Jeremia 1:13. Vanuit het noorden komt de verwoestende kracht naar Juda toe. Het vuur en de donder komen met grote kracht als een superstorm op Juda af. Op Jeruzalem en de tempel af.  De beschrijving hier doet ook denken aan Psalm 18:9-14; Nahum 1:3 en Habakuk 3:3-15. De HEERE laat daarin Zijn grootheid zien. Zoals we daarvan ook lezen als Hij Zijn wet op de Sinai geeft. Zie Exodus 19 en 20. Met de HEERE valt niet te spotten en dat moet het ongehoorzame verbondsvolk nu ook voelen.

Toch gaat het hier niet alleen over een vernietigende storm. Het is ook geen onbeheersbare storm. Ezechiël ziet niet alleen de storm. Hij ziet dat uit het midden van die donkere wolk er een iets komt dat de schittering van edelmetaal heeft. Let er op dat het woord als meerdere keren in dit hoofdstuk gebruikt wordt. Het gaat om een beeld dat ergens op lijkt, maar steeds weer meer is dan we ons kunnen voorstellen. Het gaat hier om Gods heerlijkheid die groter is dan wij ons ooit kunnen bedenken. Die heerlijkheid is in deze wolk. De HEERE zelf is er. Zoals Hij ook in de wolk was die met Zijn volk optrok en het volk leidde vanuit Egypte naar het beloofde land. Zie Exodus 13:21,22. God is ook in de wolk die de tabernakel en de tempel inging en die ook uit de tempel vertrok. Zie Exodus 40:34-38; 1 Koningen 8:10,11; Ezechiël 10:18,19.

De HEERE is met Zijn heerlijkheid in de storm. Hij is het die deze storm in handen heeft en houdt. Hij is de God die schittert als het mooiste edelmetaal. Hier zien we ook het beeld van Christus die regeert. Het beeld zoals we daarover lezen in Openbaring 1: 9-18

 

Vs 5  We zien meerdere elementen uit het boek Ezechiël later terugkomen in het boek Openbaring. We zien dan hoe Jezus Christus schittert. Hoe Gods heerlijkheid van Hem afstraalt. We komen daar ook die vier levende wezens tegen waar het in dit vers over gaat. Zie o.a. Openbaring 4. Wie zijn die 4 levende wezens hier in ons vers?

Uit het vuur in de wolk komen er 4 levende wezens. Zij worden zichtbaar. Zij zijn het die heel dicht bij God staan. We zullen straks zien dat het in deze wolk gaat om de troon van God. Om God die regeert. Om Hem en Zijn troon is er een lijfwacht. We lezen later ook dat het cherubs zijn. Zie 10:18,19

Deze 4 levende wezens vertegenwoordigen de hele schepping op aarde. Daarover meer bij vers 10.

Hier lezen we als dat als je naar deze wezens kijkt ze ook duidelijke trekken van een mens hebben. Dat maakt duidelijk dat het wezens zijn die een heel hoge positie bij God innemen. Ze lijken op dat ene schepsel dat de HEERE als Zijn beeld geschapen heeft. Ze zijn geen mensen, maar lijken er wel op.

 

Vs 6  Het gaat hier om bijzondere wezen. Ze hebben namelijk 4 gezichten en 4 vleugels. Deze vier lijken dus op elkaar. We lezen ook in Jesaja 6 over de troon van God en engelen die rond de troon zijn. Die engelen zijn serafim en hebben elk 6 vleugels. Zij staan rondom de troon om steeds weer de HEERE te verheerlijken met hun lied. Zij zingen het drie keer heilig. De 4 levende wezen zijn cherubim en hebben 4 vleugels.

 

Vs 7 We lezen hier over de voeten van deze levende wezens. Ook dan zien we dat ze op mensen lijken, maar geen mensen zijn. Bij de voeten moeten we hier denken aan hun hele benen. Deze benen zijn recht. Er zijn dus geen knieën die zich kunnen buigen. Dan wordt er nog iets gezegd over het onderste deel van de benen. De voeten. Die lijken meer op de hoeven van een kalf. Ook de onderkant van de voeten is recht en zijn niet hol zoals bij de meeste mensen. Dan lezen we nog over de glinstering als de schittering van gepolijst koper. Het kan hier gaan op de benen waarvan deze schittering komt. Het kan ook om de uitstraling gaan die vanuit het geheel van deze levende wezens komt. Een hemelse glans komt er van hen af. Er is het meeste voor te zeggen dat het hier om de glans gaat die van de benen komt. Ook in de beschrijving van de heerlijkheid van Christus in Openbaring 1 wordt de glans van de voeten apart beschreven. We lezen daar:  "en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren.” Vs 15

 

Vs 8 We zien hoe de door God geschapen hemel en aarde vorm krijgen in de vier levende wezen. De hemel en de aarde zoals de HEERE die goed geschapen heeft staat in deze wezens om de HEERE heen. De goede schepping is de lijfwacht die Gods glorie rond Zijn troont uitstraalt. Daar hoort de mens ook bij. Deze wezens hebben de gedaante van een mens. Zie vers 6. Dat zie je ook aan de mensenhanden die onder hun vleugels te zien zijn. Dan wordt hier nog iets gezegd over hun gezichten en hun vleugels. Dat wordt verder uitgewerkt in het volgende vers. Daarom wordt dat verder in vers 9 besproken.

 

Vs 9 De vier wezens zijn met elkaar verbonden. Ze zijn in de dienst aan de HEERE. Ze zijn een het samen om Gods troon staan en steeds met de troon meebewegen. Juist dat bewegen van de troon is hier belangrijk. Daarop komen we in de volgende verzen terug. De lijfwacht van de HEERE gaat altijd met Hem mee. Welke kant Gods troon ook opgaat. Ze kunnen dat ook in een ogenblik. Ze raken Gods troon nooit kwijt. Ze hoeven nooit tijd te verliezen door zich te moeten omdraaien. Ze kunnen altijd recht vooruit welke kant ze ook opgaan. Er is altijd een van hen die aan de goede kant staat en dan zo met de anderen verbonden is en met hem meegaat. Ze hebben ook altijd een gezicht dat dan de goede kant uitstaat. Ze kunnen altijd zien waar ze heengaan. Zij hebben zelf niet de leiding om te kiezen waar ze heengaan. God die op de troon zit bepaalt waar ze heen zullen gaan.

 

Vs 10 Ezechiël krijgt nu te zien hoe de gezichten van deze wezens eruit zien. Alle vier de kanten van hun gezicht zijn anders. Bij alle vier op dezelfde manier. Ze hebben een gezicht van een mens, een leeuw, een rund en een arend. We hebben hier te maken met een gezicht dat in een bepaald opzicht bovenaan soorten van levende schepselen staan. Daarbij moeten we dan ook bedenken dat de hemel in hen vertegenwoordigt is, omdat het hier om machtige engelen gaat.

Het gezicht van een mens maakt duidelijk dat het ook Gods hoogste schepsel de mens vertegenwoordigt. De leeuw is de koning van de wilde dieren. Het rund is de krachtige vertegenwoordiger van de makke landdieren, de arend is de machtige vertegenwoordiger van de dieren in de lucht. We kunnen er ook nog dit aan verbinden:

  1. De mens is het beeld van God
  2. De leeuw laat grote kracht zien. Zie o.a. Richteren 14:18; 2 Samuel 1:23; 17:10. Vanwege die kracht wordt Christus later ook de Leeuw uit Juda’s stam genoemd. Zie o.a. Openbaring 5:5
  3. Het rund straalt ook kracht. Zie Spreuken 14:4
  4. Bij de arend zien we majesteit en snelheid. Zie o.a. Deuteronomium 28:49; Psalm 103:5 Jesaja 40:31; Jeremia 48:40

Deze levende wezens stralen Gods kracht en majesteit uit. Hun verschijning roept diep ontzag en eerbied op.

 

Vs 11 De gezichten en de vleugels worden van boven aangestuurd. Ze staan in dienst van Hem die boven hen op de troon zit. Ze zijn geen zelfstandige creatieven wezens die voor zichzelf leven. Ze staan in dienst van Hem die op de troon zit. Het zijn ook geen wezens die ieder op zichzelf functioneren. We hebben al eerder gezien dat ze aan elkaar verbonden zijn. Ze staan in dienst van de HEERE. Daarin ligt hun verbondenheid die uitgedrukt wordt door de twee vleugels van ieder wezen dat met de ander verbonden is. Zij vormen een eenheid in dienst. Dat zien we ook bij de cherubs in de tempel in het heilige der heilige. Zie 1 Koningen 6:27.

Er wordt hier ook gezegd dat ieder twee vleugels had om hun lichaam te bedekken. Dat maakt duidelijk dat de HEERE die op de troonwagen zit heilig is. Ze staan in alle eerbied rondom Zijn troon. Dit doet ook denken aan wat we in Jesaja 6 lezen: “Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.

De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!” vs 2,3

We zien hier een onderscheid tussen twee soorten engelen. De serafs hebben 6 vleugels en de cherubs hebben er vier.

 

Vs 12 Zie hierbij ook vers 9. Hier wordt ons heel duidelijk verteld dat het de Geest is die hen aanstuurt. Het is God zelf die hen in dienst neemt en de Geest geeft hen de opdrachten wat ze moeten doen en waar ze het moeten doen. De goede engelen zijn de knechten van God die altijd voor God klaarstaan en zonder protest doen wat Hij wil. Zie o.a. Psalm 103:20,21

 

Vs 13 We horen hier weer dat wat we zien “was als”. Wat Ezechiël te zien krijgt is zo groots dat het bijna niet te beschrijven is. Alleen maar bij benadering. God en Zijn grootheid zijn groter dan wat wij kunnen zien en bedenken. Als Ezechiël naar de levende wezens kijkt dan ziet hij vuur. Er is de donkere stormwolk en daarin zie je zo helder die levende wezens. Tegenover de donkere wolk schijnt het felle en heldere licht van Gods lijfwacht. Hoe groot moet de HEERE zelf dan wel zijn! Dat de HEERE met vuur, helder en ontzagwekkend vuur omringd wordt zien we o.a. ook in Gen 15:17; Exodus 20:18; Psalm 18:9; 50:3. Dit is een openbaring van God aan Zijn volk. Het laat zien dat Zijn vuur en oordeel ook over het ongehoorzame volk van Hem gaat. Denk hier ook aan 1 Petrus 4:17-19: “Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? En als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? Daarom, laten ook zij die lijden naar de wil van God, hun zielen aan Hem, als de getrouwe Schepper, toevertrouwen in het doen van het goede.” 

 

Vs 14 De wezens schieten ook als een bliksemschicht heen en weer. Dit maakt duidelijk dat vanuit de troon van God deze engelen ook met het vuur van Gods oordeel daarnaartoe gestuurd worden waar de HEERE dat oordeel wil laten komen. We zien dit ook in Openbaring 8: “En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving.” Vs 5